De Borduurschool: Merlijne Marell

Wie het atelier van Merlijne Marell binnenloopt heeft het gevoel een geheimzinnig verhaal in te stappen. Er staan grote kasten met boeken over kunst en natuur, planten met grillige bladeren, een donkerhouten leunstoel met een schapenvacht erover en een vitrine met opgeprikte insecten erin. Tegen de wand hangt een deel van haar werk: tekeningen en houtsneden van fabelwezens en kronkelstruiken, uitgewerkt in diepe edelsteenkleuren, met hier en daar een streep felroze of knaloranje.

De boeken, de planten, de insecten: ze vormen inspiratie voor Merlijnes eigen verhalen. In haar hoofd ontspinnen hele fantasiewerelden, compleet met decors en personages, die sprookjesachtig zijn en tegelijkertijd iets duisters hebben. Ze komen naar buiten als boek of prent, en tegenwoordig ook in de vorm van haarfijn borduurwerk waarin verschillende technieken worden gecombineerd.

Merlijne zit in het midden van het atelier aan een grote werktafel. Ze draagt een kleurrijk patchworkjasje, en op haar borst een zelfgeborduurde broche in de vorm van een eendagsvlieg.

Merlijne, in de bio op je website staat dat je gelooft in sprookjes. Hoe zit dat?

“Haha, het is niet dat ik denk dat hier kaboutertjes onder de tafel wonen, hoor. Ik geloof vooral in de kracht van sprookjes. Ik denk dat sprookjes heel belangrijk zijn voor ons mensen om aan elkaar te vertellen, en om ons toe te verhouden. Ze leren ons over goed en kwaad. Ik ben het niet altijd zo eens met hoe zwart-wit sprookjes zijn, maar ze geven wel stof tot nadenken. Zeker oudere sprookjes, die zijn vaak wat ruiger. Die gaan over onheil, of over de dood. Sprookjes zijn een manier om daarmee om te leren gaan.”

Wat voor verhalen maak jij?

“Een goed voorbeeld is denk ik mijn prentenboekproject Schobbejacques en de 7 geiten. Het verhaal van dat boek speelt met het bekende sprookje van de wolf en de zeven geiten. Dat sprookje vormde de insteek voor mijn boek, maar het werd uiteindelijk een heel ander verhaal, want het oorspronkelijke sprookje vond ik nogal flauw.”

Waarom vond je het flauw?

“Het is in dat verhaal alsof de slechterik, de wolf dus, alleen maar slecht zou zijn, en de geiten alleen maar dom en onschuldig. Dat vond ik een beetje simpel. En ik vond dat het een suf einde had: dan heeft de wolf alle geiten opgegeten, behalve de kleinste, en die gaat het dan vertellen, en dan wordt de wolf opengesneden en springen alle geiten weer levend uit zijn buik. Dat is toch raar?”

“Ik wilde er mijn eigen draai aan geven, en ben veel meer vanuit de personages gaan werken. Het personage Schobbejacques lijkt op een wolf, maar heeft ook iets mensachtigs, en hij heeft hoorntjes op zijn kop. Hij is een slechterik, maar heeft tegelijkertijd onzekerheden. De karakters zijn veel gelaagder.”

Waar komen verhalen bij jou vandaan?

“Soms begint een verhaal bij een personage, zoals bij Schobbejacques en de 7 geiten, soms bij een sfeer. Dat beginpunt ga ik verder onderzoeken, en dan ontstaat er geleidelijk een wereld.”

Hoe krijgt die wereld vorm?

“Ik probeer de wereld die ik in mijn hoofd heb te vangen in materiaal. Schetsen gaat me vaak niet snel genoeg – daarvoor gaat mijn voorstellingsvermogen te vlug. Dus verzamel ik eerst vooral van alles: plaatjes, aantekeningen, schetsen, kleurencombinaties, materiaalproeven. Die plak ik in een schrift. Uiteindelijk komt die wereld op een bepaalde manier naar buiten, in de vorm van een tekening bijvoorbeeld, een houtsnede, of een borduurwerk.”

Wat kwam eerst bij jou: het tekenen of het borduren?

“Het tekenen. Ik heb wel altijd leuk gevonden om te handwerken, ook als kind. Ik kreeg het mee vanuit huis, en op school. Handwerken deed ik altijd graag, maar er is een periode geweest dat ik het helemaal niet deed, tot acht jaar geleden, geloof ik. Toen organiseerde het Crafts Council een vijfdaagse zomercursus Chinese borduurtechnieken. Ik werd erdoor getrokken, al snapte ik niet meteen waarom.”

“De cursus was echt fantastisch. Hij werd gegeven door Ien Rappoldt, expert in Chinese borduurtechnieken. Ze deelde zo veel kennis, inspiratie en voorbeelden. Hoe zij lesgeeft, de verhalen die ze vertelt… Geweldig.”

“De bedoeling was dat alle deelnemers voorbeelden borduurden: vlinders bijvoorbeeld, om specifieke technieken te leren. De eerste dagen deed ik dat, maar op een gegeven moment wilde ik mijn eigen ding maken. Uiteindelijk heb ik in plaats van een vlinder een vleermuis geborduurd.”

“Ik heb hele duidelijke ideeën over vormgeving, kleur en materiaal. Ook nu borduur ik zelden bestaande patronen na. Ik borduur op basis van mijn eigen tekeningen. Zo heb ik een tekening van een raaf nageborduurd in een combinatie van goudborduurwerk en een patchworktechniek afkomstig van het Miao-volk in China, waarbij je hele kleine stukjes stof vouwt en opnaait.”

Wat vind je zo fijn aan borduren?

“Ik hou heel erg van priegelen. Dan kan ik echt mijn lol op, zeker met Chinees borduren, dat is enorm priegelig. Ik houd ervan om me helemaal over te geven aan een techniek of ambacht. Vooraf denk ik lang na: wat wil ik maken? Hoe ga ik het aanpakken? Maar zodra ik dat heb bedacht, ga ik gewoon uitvoeren, eindeloos steken zetten. Dat vind ik heel rustgevend.”

“Bij drukwerk werkt het eigenlijk ook zo. Dat begint met een ontwerpfase die vooral bestaat uit denken en plannen: welke kleuren wil ik gebruiken, in welke lagen bouw ik het drukwerk op. Maar zo gauw ik aan het gutsen ben in hout of linoleum wordt het meer uitvoerend werk, en dat vind ik ook heel lekker. Het is meditatief, maar ondertussen ben je wel iets aan het doen.”

“Wat ik ook fijn vind is dat je borduurwerk zo makkelijk kunt meenemen. Neem dit werkje, dit heb ik zitten borduren op Bornholm, een eiland bij in Denemarken. Borduurwerk reist met je mee, in tijd en ruimte, en in je ervaringen. Die steekjes houden de plekken die je bezocht hebt, de periodes in je leven en de emoties een beetje vast. Dat vind ik zoiets moois.”

Borduur je hele andere dingen dan je tekent of drukt?

“Steeds minder eigenlijk, het groeit meer en meer naar elkaar toe. De ene keer kies ik voor het ene medium, de andere keer voor het andere. Het is leuk om te zien wat er gebeurt als je voor één beeld verschillende technieken gebruikt. Het uitgangspunt is hetzelfde, maar het resultaat is totaal anders.”

Wil je nog andere media proberen?

“Ik zou het heel tof vinden om een heel groot wandkleed te maken voor een openbare ruimte, een overheidsgebouw ofzo. Dan heb je een lekker groot canvas om op te werken, en is het eindresultaat voor veel mensen zichtbaar. Ik wil mijn werk graag delen.”

“Verder ben ik nu bezig met een boek met als thema metamorfose. Er komen veel insecten in voor, zoals rupsen die vlinders worden, of larven die kevers worden. Ik fantaseer over het zelf maken van een kledingstuk, dat ik kan dragen bij de boekpresentatie, en waar dan ook rupsen, vlinders en kevers op zijn geborduurd. Dat zoek ik steeds meer: dat mijn werken gelinkt zijn, dat ze tot dezelfde wereld behoren.”