Hoe ben je daarna bij streekdrachttechnieken terechtgekomen?
“Ik wilde meer leren en ben een aantal workshops gaan volgen, onder meer bij Margreet Beemsterboer, die me kennis liet maken met Marker streekdrachten en borduurwerk. De streekdracht van Marken kent een ongelofelijk uitgebreide taal. Je kunt aan kleding en borduursels zien of een kind een jongen of meisje is, of iemand in de rouw is, getrouwd is, of juist niet. Kleding is een manier om duidelijk te maken wie je bent.”
“De specialisatie van Margreet is witwerk, borduurwerk van witte garens op witte stof. In 2013 hielp ik haar met het maken van een e-cursus over witwerktechnieken. Daarna maakten we samen een tweede cursus over Marker borduurwerk, met meer aandacht voor kleurgebruik. Op een tweede pronkrol maakte ik de werkstukjes: kleine proefjes van streekdracht-borduurwerk en het huishoudelijke handwerk dat op Marken zo rijk aanwezig is.”
“We kwamen in die tijd af en toe bij bewoners van Marken om hun borduurwerk te zien. Na een tijdje begon ik voorzichtig mijn eigen werk te tonen in het Marker Museum. Bezoekers van Marken keken er ademloos naar. Er was veel herkenning.”
“Iets vergelijkbaars gebeurde met een quilt die ik had gemaakt van stukjes stof uit oude streekdracht-kledingstukken. Die werd tentoongesteld in Hoorn. Op de opening stond een clubje dames in Spakenburgse dracht druk naar de quilt te wijzen. Ze wisten precies waar elke stof vandaan kwam en wie hem had gedragen. Er zat ook een grof lapje bij dat een beetje lelijk was bedrukt. Dat lapje kwam uit de oorlog, vertelde een van de dames. In die tijd waren er nauwelijks nieuwe stoffen voorhanden, dus om kleding te maken verknipten ze hun bedrukte gordijnen!”
“Uit streekdrachten komen allerlei verhalen naar boven, die zijn leuk om door te geven. Ik doe dat met mijn pronkrol: die neem ik vaak met me mee.”
Waarom is het doorgeven van die verhalen belangrijk?
“Zo houd je ze levend, en het is een manier om mensen te leren kennen en nieuwe kennis op te doen. Men is er op Marken ook blij mee, zij koesteren hun erfgoed enorm. Ze zijn zich steeds meer bewust van wat ze in handen hebben. Als er vroeger mensen op Marken overleden werd de boedel vaak verkocht aan Jan en alleman, ook aan buitenlandse toeristen. Dan ben je de spullen kwijt. Tegenwoordig gaan die eerder naar het museum.”
“Ik was kortgeleden zelf nog met een groepje borduurexperts in een museumdepot om naar een aantal borduurobjecten te kijken. We zaten er met onze neus bovenop, zo van: ‘oh kijk, dit is een steek zus, en dat is een steek zo’. Dat was interessant voor de depotmedewerkers, die gewend zijn de objecten te zien als stukken met een naam en een nummer. Opeens bestonden die objecten uit borduursteken. Ze kregen er een heel ander beeld van. Een aantal van hen wilde daarna graag meer over borduren leren.”
“Ik ben zelf een echte stekenfreak. Ik wil een steek zo goed kennen dat ik hem ook in een ander jasje kan herkennen. Steken uit Marken zie ik bijvoorbeeld in Deens borduurwerk terug. Vaak zit daar een geschiedenis achter. Zo is er eeuwen geleden een hele grote groep landbouwers uit Marken op uitnodiging van de Deense koning naar Denemarken gegaan om een landbouwbeleid op poten te zetten. De vrouwen namen hun handwerk en hun kleding mee. De patronen werden door de Denen overgenomen. Zo is er overlap met het Marker borduurwerk ontstaan.”