Projecten overzicht
Ambachtelijke en digitale makers werden samengebracht met als doel kennisuitwisseling, experiment en onderzoek te stimuleren.
Middels een open oproep werden vijf tweetallen en drie drietallen gevormd, steeds bestaand uit ten minste een ambachtelijke en een digitale maker. Zij werkten aan een eigen project op het snijvlak van handwerk en digitale technieken, op afstand of op een zelfgekozen locatie. Om een zo breed mogelijk scala aan werkwijzen te belichten stond binnen elk twee- of drietal een ander ambacht centraal: weven, goudsmeden, zadelmaken, papiermaken, borduren, keramiek, mandenvlechten of breien. Elk ambacht ging op een heel eigen manier met digitale technieken in dialoog, met uiteenlopende resultaten.
Lees hier meer over NEW CRAFTS.
Amandine David & Esmé Hofman
Het beoefenen van een ambacht is niet alleen een manier om dingen te maken, het is ook een vorm van communicatie: tussen mensen onderling, en tussen mensen en materialen. Die opvatting is centraal in het samenwerkingsproject van vlechtwerkspecialist Esmé Hofman en ontwerper en onderzoeker Amandine David.
David en Hofman werken al enkele jaren samen. Hun praktijk richt zich op het maken van hybride objecten uit een combinatie van mandenvlechttechnieken en machinale technologie, met onder andere als doel de overdracht van ambachtelijke kennis. Die kennisoverdracht is belangrijk, vinden beiden – want daarmee wordt niet alleen een maaktechniek doorgegeven, maar ook een manier van uitdrukken, leren, redeneren en problemen oplossen. Eén die niet uitgaat van gesproken of geschreven taal, maar van kijken met je ogen en voelen met je handen.
De vlechtwerkobjecten die Hofman en David tijdens Dutch Design Week presenteren zijn gemaakt op basis van lasergesneden ‘gereedschappen’ in de vorm van ringen met gaatjes. Die vervangen hier de traditionele gevlochten basis van een mand. Een dergelijke gevlochten basis is ingewikkeld om te maken, en bovendien bepalend voor de vorm van de mand. De lasergesneden ringen maken het makkelijker voor beginners om het mandenvlechten uit te proberen en nodigen daarnaast uit tot een vrijere omgang met het vlechtmateriaal. De ringen fungeren dus als leermateriaal en als startpunt voor vormexperimenten.
David ontwikkelde een speciaal script in 3D-ontwerpsoftware om de structuren te genereren. Op basis van de resulterende structuren maakt Hofman fysieke modellen. Voor het doorontwikkelen van de modellen is feedback belangrijk: van David, van Hofman, maar ook van het materiaal waarmee Hofman werkt. Dat is pitriet, een lichte, sterke en buigzame rietsoort. Hoe dat pitriet zich gaat gedragen, is niet door een computer te voorspellen. Uiteindelijk dicteert de werking van het materiaal daarom hoe de objecten eruit komen te zien.
Flavia Bon & Anita Michaluszko
Modeontwerper Flavia Bon en textielontwerper Anita Michaluszko begonnen hun deelname aan New Crafts met een open vraag: wat gebeurt er wanneer fysiek en digitaal mode- en textielontwerp elkaar ontmoeten?
Bon en Michaluszko werden beiden opgeleid in fysieke ambachten: Bon werd geschoold in het kleermakersvak en vervolgens in mode, Michaluszko studeerde textiel- en modeontwerp en daarnaast beeldende kunst. Hoewel Michaluszko en Bon dezelfde universiteit bezochten, zouden ze elkaar pas jaren na hun afstuderen ontmoeten. Wel hadden ze al daarvoor al iets gemeen: een fascinatie voor machines en computersoftware, en de manipulatie daarvan voor creatieve experimenten.
Bon en Michaluszko vonden elkaar uiteindelijk in hun interesse voor de mogelijkheden van virtuele mode. Ontwerpen voor de virtuele wereld – bijvoorbeeld de metaverse of games – biedt veel voordelen. Zo is er de relatieve artistieke vrijheid: er hoeft niet direct rekening te worden gehouden met de beperkingen en consequenties van materiële productie. Evengoed hebben Michaluszko en Bon hun oorspronkelijke ambachten niet losgelaten. Integendeel: hun werk in de virtuele wereld daagt Michaluszko en Bon juist uit om zich verder in tastbare kleding en textiel te verdiepen. Om overtuigend te kunnen ontwerpen voor de virtuele wereld, stellen zij, is diepgaande kennis nodig van fysieke kleermakerstechnieken en materiaaleigenschappen. Tegelijkertijd helpt virtuele mode hen om over de grenzen heen te kijken van hun fysieke maakpraktijk.
In het kader van New Crafts ontwikkelden Bon en Michaluszko voorbeelden van werkprocessen waarin zich steeds een wisselwerking voordoet tussen fysiek en digitaal. De producten die daaruit voort zijn gekomen, waaronder stoffen en een paar virtuele oorbellen, zijn kernonderdelen van het proces maar waren nooit het einddoel. Het zijn eerder visualisaties en testen van een denkproces dat zich steeds verder ontvouwt.
Bianca Koevoets, Aram Hartsuyker & Marius Stanasel
Een paardenzadel dat meegroeit met het paard en via sensoren en een app communiceert tussen paard en ruiter: het klinkt als toekomstmuziek, maar als het aan Bianca Koevoets, Aram Hartsuyker en Marius Stanasel ligt, is het binnenkort al werkelijkheid.
Slecht passende zadels zijn een groot probleem in de paardensport, weet Koevoets, die al jarenlang werkt als ambachtelijk zadelmaker. Een zadel kan op maat gemaakt zijn, maar wanneer een paard van gewicht verandert of ouder wordt, kan het gaan knellen of juist schuiven. Dat kan het paard veel last bezorgen en op den duur zelfs blesseren. Maar of een zadel goed zit of niet, dat kan het paard de ruiter niet vertellen. Soms is de ruiter zelf het probleem: een verkeerde zit, bijvoorbeeld, kan een ongelijke drukverdeling veroorzaken.
Samen met industrieel ontwerper Hartsuyker en Stanasel, specialist in connectieve technologie, werkte Koevoets aan een zadel met ingebouwde sensoren die tijdens het rijden data verzamelen over paard en ruiter. Die data worden gerapporteerd in de smartphone-app Mind Your Ride, gebouwd door Stanasel. Op basis van de gegevens krijgt de ruiter tips voor een betere zit of een aanpassing van het zadel.
Het zadel zelf werd ontwikkeld door Koevoets en Hartsuyker. Daarbij werd innovatieve technologie gecombineerd met traditionele materialen als staal en leer, waarvan het laatste handmatig werd bewerkt door Koevoets. Met behulp van digitale ontwerpsoftware werd het zadel zo geconstrueerd dat het relatief makkelijk verstelbaar is en dat losse onderdelen indien nodig te vervangen zijn. Daardoor gaat het zadel langer mee.
Eva van Kempen & Ming Design Studio
In Nederland is Eva van Kempen een van de weinige ambachtelijke makers van filigrein, een metaalversieringstechniek waarbij het metaal wordt getwijnd en gewalst tot fijne gedraaide draden. Daarmee kunnen geraffineerde open structuren worden gemaakt in bijvoorbeeld bloem- of krulpatronen. In Nederland werd de techniek eeuwenlang gebruikt voor streeksieraden. Nu streekdrachten steeds minder gedragen worden dreigt het filigreinambacht uit Nederland te verdwijnen. Daarmee zou een van de oudste specialisaties van de edelsmeedkunst verloren gaan, evenals impliciete vakkennis die zich moeilijk in woorden laat overdragen.
In China, dat ook een lange en zo mogelijk nog rijkere filigreintraditie kent, wordt veel meer gedaan om het filigreinambacht in stand te houden en te promoten. Via een internationaal innovatieprogramma rondom Chinees inlegfiligrein in Shantou, Zuid-China, ontmoette Van Kempen industrieel ontwerpers Mingshuo Zhang en Yona Huang. Samen vormen zij het Chinees-Nederlandse ontwerpduo Ming Design Studio. Onder die naam ontwerpen ze objecten waarin de waarden van handwerk en industriële productie samenkomen.
Zhang, Huang en Van Kempen combineerden hun kennis van filigrein en digitale ontwerp- en productietechnieken voor het ontwikkelen van 3D-geprinte gereedschappen waarmee eenvoudig een filigreinpatroon kan worden gemaakt. Het gereedschap werkt als een pers: tussen de twee delen kunnen dunne strips metaal worden gelegd die onder druk tot de slingerende vorm van filigreinwerk worden gebogen. Het resultaat kan op allerlei manieren decoratief worden toegepast.
De gereedschappen zijn geschikt voor edelmetalen, maar ook voor toegankelijker materialen als aluminium. Ervaren en minder ervaren makers kunnen ermee aan de slag. De bedoeling is dat zij zo op het spoor komen van de oorspronkelijke filigreintechniek, waardoor deze opnieuw onder de aandacht komt. Tegelijkertijd introduceert de hybride werkwijze een hedendaagse, abstracte vormentaal in de eeuwenoude filigreintraditie.
Loret Karman & Joost Jansen
Een meerkleurige afbeelding breien is een ingewikkeld proces. Hiervoor wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van de intarsia-techniek, waarbij de breier werkt met meerdere kleuren garen tegelijk. Die veelheid aan bolletjes maakt zelfs het breien van een eenvoudige afbeelding nog een flink karwei. Er zijn dan ook maar weinig breiers die intarsia tot in de puntjes beheersen.
Loret Karman en Joost Jansen zochten de afgelopen jaren gezamenlijk naar een manier om het inbreien van afbeeldingen te vereenvoudigen en toegankelijk te maken voor een breder publiek. Karman is handbreier en garenverver, Jansen is oprichter van Survival of the Fashionest, een merk dat handgebreide truien produceert. De ontwerpen van Jansen bevatten complexe motieven die in intarsia worden uitgevoerd. Dat gebeurt nu in Bulgarije, door een team van vrouwen die bedreven zijn in de techniek. Het proces is evengoed tijdrovend: aan elke trui wordt gemiddeld drie weken gewerkt.
Samen met Karman ontwikkelde Jansen een methode waarbij de afbeelding vooraf in het garen wordt geverfd. Dit maakt het mogelijk voor de breier om met een enkele draad een meerkleurige afbeelding te breien. In de expositie is hiervan een eerste proefje te zien.
Bij het maken van het proefje bleek de nieuwe methode echter net zo uitdagend als het oorspronkelijke intarsia, zij het op een andere manier. Het handmatig voorverven van het garen vereist exact rekenwerk en het is bewerkelijk. De breier, vervolgens, moet zeer nauwkeurig en consistent werken om ervoor te zorgen dat elke kleur inderdaad op de juiste plek in het breiwerk terechtkomt.
Jansen en Karman zijn momenteel in overleg met een Israelische spinnerij die de voorgeverfde garens fabrieksmatig zou kunnen produceren. Dan kan het rekenwerk worden overgelaten aan een computer en het verven aan een machine. Dat schept mogelijkheden om het proces verder door te ontwikkelen en op te schalen.
Marieke de Hoop & Rik van Veen
In de wereld der dingen heeft papier vaak een ondersteunende rol. Niet zelden is het de drager van iets anders, zoals een tekst of een afbeelding. Tegelijkertijd is papier een interessant materiaal voor autonoom design. Het kent talloze variaties en kan bovendien duurzaam worden geproduceerd van afvalmaterialen als oud textiel of groenteresten. Zo bezien is papier een materiaal van de toekomst.
Vanuit dat perspectief onderzochten ambachtelijk papiermaker Marieke de Hoop en productontwerper Rik van Veen het potentieel van papier voor het maken van driedimensionale vormen, om zo te experimenteren met de kwaliteiten van papier en nieuwe toepassingen te ontdekken. De Hoop en Van Veen richtten zich daarbij op handgeschept papier van overgebleven aspergeschillen.
Het gebruik van overgebleven materialen kenmerkt het werk van zowel De Hoop als Van Veen, die in zijn dagelijkse praktijk designobjecten maakt van gevonden kunststof elementen. Daarnaast maakt hij CNC-gefreesde mallen op maat voor de kunststofindustrie. Maar waar kunststoffen over het algemeen flexibel zijn, is papier een stijf en breekbaar materiaal dat zich niet zo makkelijk in een vorm laat persen.
Samen met De Hoop verdiepte Van Veen zich in het maken van aspergepapier om erachter te komen in welke fase van het maakproces dit papier zich het best zou laten vormen. Ze testten in eerste instantie het spuiten, gieten en smeren van nog natte papiervezels over verschillende 3D-vormen. De uitkomst bleek uiteindelijk het natmaken van papiervellen en het modelleren ervan over een mal. Het aspergepapier toonde zich rekbaarder dan veel andere papiersoorten.
De mallen voor deze lamp werden door Van Veen digitaal ontworpen op basis van de uitstrekbaarheid van het papier en gemaakt met een computergestuurde freesmachine. In plaats van drager te zijn wordt het papier nu, in de vorm van een lichtobject, eens zelf gedragen.
Martine van ’t Hul & Daniël Maarleveld
Wat is het handschrift van een computer, en kun je die een nieuw handschrift aanleren? Die vragen stelden borduurexpert Martine van ’t Hul en grafisch ontwerper Daniël Maarleveld bij de computergestuurde borduurmachine, een machine waarmee met naald en draad motieven en belettering op textiel kunnen worden aangebracht.
Het handschrift staat centraal in de dagelijkse praktijk van zowel Van ’t Hul als Maarleveld. Van ’t Hul houdt zich al enkele jaren bezig met het vertalen van haar handmatige borduurwerk naar de machine, om projecten waar nodig sneller en op grotere schaal te kunnen realiseren. Andersom verkent Maarleveld juist de vertaalslag van digitaal grafisch ontwerp naar analoog product. Hij zoekt daarbij naar de ‘hand’ van de computer. Werken computers altijd perfect en regelmatig, zoals we geneigd zijn te denken, of maken ze ook fouten – en zoja, wat vertellen die?
Voor hun gezamenlijke project kozen Van ’t Hul en Maarleveld de letterlap als uitgangspunt: een lap geborduurd met alfabetten, meestal in kruissteek. Die gebruikten Van ’t Hul en Maarleveld als basis voor het digitaal ontwerpen van een nieuw lettertype voor de borduurmachine, een alternatief voor de onberispelijke letters die in de machine zijn voorgeprogrammeerd. De machine bleek echter lang niet alle ontwerpen zomaar te kunnen uitvoeren. Zo bleek het stikken van een kruissteek bijvoorbeeld te intensief voor de machine, die gewend is in langere lijnen te borduren.
Daarop ontwikkelden Maarleveld en Van ’t Hul een lettertype dat beter bij de logica van de machine past. In het eindresultaat, dat hier te zien is, zit een zekere spanning. De letters zijn te strak om helemaal door een mens geborduurd te zijn. Tegelijkertijd verraden kleine imperfecties de worsteling van de computer – die het handschrift juist weer iets menselijks geeft.
Nina van Bart, Roel Deden & Marieke Van Heesbeen
Centraal in het project van ontwerper Nina van Bart, 3D-ontwerper Roel Deden en productontwerper annex keramist Marieke van Heesbeen is de zogenaamde ‘Tactile Totem’. Deze fungeert als case study voor de ontwerpers om te laten zien hoe fysieke en digitale technieken kunnen samenkomen in een nieuw werkproces.
De totem is een concept van Van Bart, die in haar dagelijkse praktijk objecten, oppervlakken en omgevingen ontwerpt voor interieurs en architectuur. De totems maakt ze jaarlijks, bij wijze van materiaalonderzoek. Van Bart bestudeert de mogelijkheden van verschillende materialen, structuren en kleuren door deze toe te passen op vier basisvormen uit de architectuur: de balk, de cilinder, de kegel en de koepel. Zo legt Van Bart een archief aan van uitgewerkte experimenten die als voorbeeld kunnen dienen voor haarzelf en makers in andere disciplines, zoals mode of de designindustrie.
Het maken van de totems is behoorlijk arbeidsintensief: het vergt niet alleen uitgebreid onderzoek, maar ook het steeds opnieuw produceren van fysieke proefmodellen. Voor de huidige totem, gemaakt van keramiek, onderzocht Van Bart samen met Deden en Van Heesbeen hoe het maakproces efficiënter zou kunnen. In plaats van de totem via fysieke proefmodellen te ontwikkelen, werd door Deden een virtuele versie gebouwd in 3D-ontwerpsoftware. Het drietal kon gezamenlijk feedback leveren op het uiterlijk van het virtuele ontwerp, en aanpassingen konden direct in het programma worden gemaakt. De technische kennis van Van Heesbeen kwam van pas bij het beoordelen van de werking in keramiek, een aspect dat de computer dan weer niet kon voorzien.
Deze manier van werken bleek niet alleen efficiënt, maar ook artistiek lonend. Zo werd met het maken van virtuele modellen tijd bespaard die aan het creatieve denkproces besteed kon worden.