Meet the Maker: Sabine Bolk
‘Ik ben Sabine Bolk, ik ben beeldend kunstenaar en batik researcher. Ik heb geen Indische achtergrond maar heb de liefde voor Indonesië, de cultuur en de beeldtaal geërfd van mijn opa en oma die er een enorme fascinatie voor hadden. Hun huis was helemaal ingericht met kunst en textiel uit verre streken. Tijdens mijn studie aan de academie St. Joost in Breda was er maar weinig aandacht voor ambachten en de beeldtaal die ik bij mijn grootouders zag. Er werd mij een westerse manier van kijken aangeleerd, er werden ook geen verbanden gelegd tussen onze beeldtaal en die van daar. Dat vond en vind ik echt een gemis. Direct na mijn afstuderen in 2006, ging ik mij in batik verdiepen. Twee jaar later ontving ik een startstipendium van Fonds BKVB waardoor ik in 2009 Java kon bezoeken om meer over batik te leren.
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd er veel batik gemaakt, het was een geliefde techniek en werd door veel mensen beoefend. Je kan het toepassen op textiel maar ook op hout en leer. De mensen van toen, zijn nu oud en er was, toen ik begon, niet zo veel belangstelling meer voor. Ik merk nu bijvoorbeeld veel meer interesse voor batik en met name de derde generatie van mensen met een Indische achtergrond willen zich erin verdiepen.
Batik staat op de Unesco lijst van ambachten, het is officieel erkend als het erfgoed van Indonesië, hoewel het daar niet exclusief voorkomt. Ook in Indonesië was batik een ambacht en dracht van oude mensen, en werd niet echt relevant meer gevonden. Het ging er slecht mee omdat het arbeidsintensief is en de verdiensten laag zijn. Sinds de erkenning zijn er meer ontwerpers die zijn gaan experimenteren en is er veel veranderd. Dat op Java vrijdag tot batikvrijdag uitgeroepen werd, heeft natuurlijk ook meegeholpen.’
‘Hoewel ik dus zelf geen Indische achtergrond heb, weten mensen mij inmiddels wel te vinden. Ik ben zelf ook afhankelijk van mensen die hun kennis met mij willen delen, zelf deel ik ook zo veel mogelijk in mijn blogs. Iemand die mij enorm geholpen heeft en die ik hier graag wil noemen is Renske Heringa, ze is al bijna negentig, heeft lang in Indonesië gewoond en heeft een maakachtergrond waardoor ze ook de technische kant kan beoordelen. Hoewel ze nooit in een vast museum werkte, werd ze vaak gevraagd als expert voor verschillende tentoonstellingen rondom batik. Ze heeft daarmee een internationale reputatie opgebouwd. Als Nederlandse moet ik me misschien wel extra bewijzen voordat ik vragen mag stellen daarom ik heb altijd de dialoog gezocht, het komt van beide kanten. Daarnaast is het in Nederland voor mij lastig vanwege mijn achtergrond als kunstenaar, ik ben niet academisch geschoold. Dat ik Nederlandse ben, speelt een rol bij het realiseren van projecten in Indonesië, het is daar bijna omgekeerd, mensen die ik daar spreek, vinden het een eer dat iemand met hun erfgoed en ambacht aan de slag gaat.’
‘Er is nu een beweging van enerzijds mensen die meer willen weten over hun achtergrond en de koloniale geschiedenis en anderzijds mensen die geïnteresseerd zijn in het ambacht gecombineerd met duurzaamheid, en zich daarbij specifiek op batik willen richten. De koloniale geschiedenis is een belangrijk punt. Mijn opa was beroepsmilitair, en hoewel hij nooit naar Indonesië uitgezonden is, heeft het wel iets bij hem in gang gezet, en nu dus ook bij mij. Hoe meer ik er over lees, hoe meer onderzoek ik doe in archieven en verhalen lees en hoor, hoe meer ik zie dat batik een enorme verbondenheid geeft tussen onze landen. Zo kwam de katoen veelal uit Twente en droegen Indo-Europeanen in het voormalige Nederlands-Indië, (nu Indonesië) ook batik maar hadden ze een voorkeur voor andere patronen. Het is een prachtige stof waarmee een gezamenlijke, vaak lelijke geschiedenis gedeeld kan worden. Ik wil dat verhaal met alle facetten voor het voetlicht brengen. Er werden door de eerste generatie prachtige stukken meegebracht. De stof werd gekoesterd en het was vaak een van de weinige dingen die meenomen werd. Deze doeken zijn later door nazaten geschonken aan de musea. Maar door de verhalen en de romantiek die ermee gepaard gaat, worden soms in families geprinte stoffen doorgegeven, stoffen die vaak veel later gekocht zijn. Ik moet soms mensen teleurstellen als ze met een erfstuk komen waarvan ze denken dat het eind negentiende eeuw is, maar wat blijkt een geprinte of gezeefdrukte stof te zijn van een recentere datum.
Meer weten creëert ook meer begrip, daardoor is het mogelijk je in te leven in de ander, ik snap daardoor wat de vragen zijn van mensen met een Indische achtergrond, waar de pijn zit. Indische grootouders hebben vaak gezwegen, ze moesten hier overleven in een vreemd land dat hen niet persé vriendelijk ontving. Je moest Néderlander zijn. Het is fijn om te zien dat de derde generatie batik omarmd, het draagt en de verhalen erachter wil weten. Zo draag ik geen waxprint (onder andere Vlisco) meer, dat is te zeer verbonden met de Afrikaanse diaspora, dat verhaal heb ik goed begrepen toen ik onderzoek deed in het archief van Vlisco, aan de andere kant vind ik het geweldig dat Theodoor Adriaans het juist wel draagt omdat hij uit Helmond komt en zich op die manier verbonden voelt met deze stof.’
‘De invloeden die de overzeese gebieden hadden voor de Nederlandse streekdracht vind ik ook een zeer boeiend onderwerp, zo zie je dat in de dracht van steden en dorpen die een directe verbinding met de zee hadden en daardoor direct verbonden waren met de handel, er heel veel stoffen uit India en Indonesië verwerkt worden. Kijk maar naar de baafjes van Marken en de kraplappen in Bunschoten. De Brabantse dracht is een stuk ingetogener en effen. Wij weten zo weinig meer van onze eigen streekdrachten, in Indonesië is vrijdag batikdag, misschien kunnen we hier donderdag klompendag in gaan voeren?
Net als in de streekdracht hebben in batik kleuren en patronen betekenis, elke leeftijd heeft een eigen kleur, de rouwperiode is in Indonesië sowieso heel intensief, het is een lange cyclus van afscheid. Rood is een kleur die je niet kan dragen tijdens de rouw, dat is in beide landen hetzelfde. Ik moet wel zeggen dat de regels veel minder streng worden, wat dat betreft verwatert het een beetje. Modest fashion, dat is meer verhullende kleding, is ook wel een ding, daarin wordt nauwelijks design gebruikt, niet echt bevorderend voor batik natuurlijk.
De grootste collecties batik zijn hier in Nederland te vinden, die bestudeer ik en ik ontwikkel expertise die ik ook weer deel, dat is super. Ik kies mijn eigen platform. Zo ben ik verbonden aan de Tong Tong Fair, daar vragen we aandacht voor het Indisch erfgoed, daar kan ik verbindingen maken en de moderne ontwikkelingen in batik laten zien.’
‘Batik hoeft niet alleen voor Indonesiërs te zijn en mag en kan door iedereen gedragen worden. Er worden moderne batiks gemaakt los van de traditionele patroonleer en waarmee je dus ook geen regels overtreedt. Natuurlijk is het verstandig om hier van tevoren naar te informeren. Zo wordt het nog altijd niet gewaardeerd om in een ‘Parang’ motief de Kraton te bezoeken, al is dit een motief dat in een moderne versie heel vaak gebruikt en veel gedragen wordt in Indonesië en hier door de Indische gemeenschap in Nederland.
Een merk als Guave is uniek, ze zijn duurzaam bezig en promoten net als ik de batik die van daar komt. Als je batik een warm hart toedraagt en je wilt het ondersteunen, dan moet je werken met de makers daar. Om het ambacht te laten bestaan moet je échte batik gebruiken en niet een print. Het vergt wel het nodige onderzoek en expertise om dat te kunnen onderscheiden. Mensen weten over het algemeen weinig over textiel je moet daarom ook tamelijk veel tijd steken in het herkennen van het verschil tussen een print en echte batik. Ook al koop je het daar ter plekke, vaak komt het uit een fabriek. Indonesië heeft wat dat betreft een taak om hun erfgoed te beschermen want veel hedendaagse batikmakers hebben geen toegang tot de oude doeken, ze hebben geen archief, omdat alles wat ze maken ook verkopen. Persoonlijk vind ik het leuk dat er kleding gemaakt wordt van de oude doeken (hoewel liever niet de historische doeken!), gebruik het, hang het op, geef het door, geniet ervan. Laat het niet in een kast liggen verstoffen.
Zoals bijna iedereen in de ambachtswereld, kunnen mensen niet echt bestaan van hun arbeid en hun kunst. Er zijn batikfabrieken waarvan alleen de eigenaren heel rijk zijn, je hebt batikkerijen waar de mensen in dienst zijn en een redelijk loon ontvangen en er zijn min of meer autonome makers maar die zijn helaas op een hand te tellen. Hoewel mij vaak een lokale prijs berekend wordt, betaal ik graag wat meer. Batik kan en moet gesupport worden. Ik zet sinds een aantal jaren duurzame samenwerkingen op, en als mensen die kant op gaan, geef ik ze graag tips. Wat dat betreft moeten mensen echt opgeleid worden. Wat Crafts Council Nederland doet is heel mooi, we mogen, nee we móeten trots zijn op de ambachten die we hebben want een land zonder crafts is zijn rijkdom kwijt.’
Meer zien van Sabine? Bekijk haar website , blog en Instagram.
Meer Meet the Maker? Klik hier.