Meet the Maker: Esmé Hofman
‘Als ik mij voorstel als mandenmaker dan gaan alle deuren dicht. Ook bij het woord ambachtsvrouw haken mensen af, dan is er weinig interesse. Daarom noem ik mijzelf vlechtwerkvormgever, wat ik óók ben, en dat werkt. Daarmee krijg ik het publiek dat ik wil. In Nederland hangt nog steeds een spruitjeslucht rondom ambachten. Mensen associëren het vaak met hobby. Ik ben begonnen in 1994. Ik las een boek over zelfvoorzienend leven, een manier van leven dat mij toen en nu nog steeds aansprak. In dat boek stond dat je daarvoor o.a. varkens moest kunnen slachten en manden moest kunnen maken. Ik dacht laat ik dan maar beginnen met dat laatste. Ik heb toen een workshop gevolgd van vijf dagen. Na de eerste dag realiseerde ik mij: dit is echt een vak. Ik vergelijk het altijd met verliefd zijn, je valt ergens compleet voor maar kan er geen woorden aan geven. Zo ging dat bij mij met het vlechtwerk. Ik deed destijds een studie kunst en cultuureducatie maar heb uiteindelijk het roer omgegooid en ben naar Duitsland vertrokken. Daar is nog een opleiding, een drie jarige staatsschool, daar werd ik gegrepen door het fijnscheenwerk. In fijnscheenwerk heb ik mij gespecialiseerd, uiteindelijk heb ik er vier jaar gestudeerd’.
Wat is het verschil tussen mandenmaken, vlechtwerk en fijnscheenwerk?
‘In Nederland heeft men het vaak over het ambacht mandenmaken terwijl het wereldwijd veel meer over vlechtwerk in zijn algemeenheid gaat. Er zijn enorm veel technieken en materialen om mee te werken, het gaat verder dan alleen het maken van manden. Ook vlechtmeubelbouw valt onder de noemer vlechtwerk. Fijnscheenwerk is een speciale vlechttechniek die zich kenmerkt door haar fijnheid. Het is een extreem tijdrovende techniek’.
Had je een idee van een beroep?
‘Nee totaal niet, ik had geen idee hoe ik mijn brood moest verdienen maar daar was ik ook niet mee bezig. In mijn laatste studiejaar kreeg ik contact met het vlechtmuseum in Noordwolde. Zij vroegen of ik mij aan het museum wilde verbinden als kennisexpert. Het begon met een dag in de week. Toen dat steeds meer werd ben ik in een kraakboerderij in de buurt gaan wonen, de afstand van thuisbasis Rotterdam naar Noordwolde werd te veel. Daarna ben ik mij gaan vestigen in Wapse een dorpje vlak bij het vlechtmuseum. Via via kwam ik ook bij de Design Academy terecht. Ik leer de studenten een aantal basistechnieken en leer hen basisobjecten maken met traditionele materialen. De vervolgstap is zelf materialen zoeken en hetzelfde object maken, en dat dan weer omzetten naar een eigen ontwerp. Oud studenten weten mij te vinden voor opdrachten. Mijn bedrijf bestaat uit verschillende takken waarbij het grootste deel gaat over samenwerken met kunstenaars en designers en over het maken van eigen werk. Dit deel beslaat zo’n tachtig procent. De overige twintig procent besteed ik aan restauratiewerk, replica’s maken en aan lesgeven’.
Waar ben je momenteel mee bezig?
‘Ik krijg een solo tentoonstelling in Lichtenfels in Duitsland. Ik ben daarom veel bezig met het ontwikkelen van eigen werk. Ik ben opgeleid om functioneel werk te maken, gebruiksvoorwerpen. De functie van het object bepaalt welk materiaal en techniek je moet gebruiken. Dat gegeven ben ik nu aan het loslaten, voor mijn eigen werk ga ik uit van vormen zonder functie. Dat geeft mij veel vrijheid, ik hoef op geen enkele manier consessies te doen en met niemand rekening te houden. Daarnaast werk nog aan twee projecten in samenwerking met Rene Veenhuizen en Visser & Meijwaard. Ook werk ik nog aan een aantal restauratieprojecten.
Via Michelangelo Foundation’s Instagram competitie #EverydayExcellence is mijn werk gekozen tot winnaar van de week. Dit heeft gezorgd voor veel nieuwe volgers en interesse van de Sarah Myerscough Gallery uit Londen. Ik heb klanten uit heel Europa maar ook uit Amerika; dat ik in Wapse zit maakt niet uit’.
Wat maakt jouw vak zo leuk?
‘Mijn werk is nooit vanzelfsprekend, elke keer opnieuw is er de uitdaging of iets lukt, ook al heb ik iets al vele malen gemaakt. Dat komt omdat het natuurlijk materiaal waar ik mee werk altijd anders is. Daarnaast is geen dag hetzelfde, altijd komt er weer iets nieuws op mijn pad. Ik hou van die variëteit’.
Waar haal je inspiratie vandaan?
‘Ik haal veel inspiratie uit de natuur, zoals vormen, planten, zaaddozen, draaiingen. Kunstenaars zoals Maria van Kesteren, Beppe Kessler, Marian Bijlenga mijn leraar Wilfried Popp’.
Wat zijn uitdagingen binnen jouw werk?
‘Het moeilijkste is a-symmetrische objecten maken, want de techniek van vlechtwerk gaat altijd uit van symmetrie. Als ik met mode opdrachten werk is de uitdaging om er een draagbaar geheel van te maken. Zakelijk gaat het prima, ik heb genoeg opdrachten, soms zelfs te veel. Ik heb een mooie website, het is zo’n goede investering om dat door een professional te laten ontwerpen. Je moet uitstralen wat je wil verkopen en mensen laten zien dat je oog hebt voor vorm en vormgeving. Wat ik wel lastig vind in dit vak is om goede berekeningen te maken. Je maakt vaak maar één ding, dus je moet goed kunnen inschatten hoeveel tijd dat kost, wat het waard is. Daar ben ik helemaal niet in opgeleid’.
Wat is je toekomstdroom?
‘Ik wil meer focussen op eigen werk maken, de rust en tijd hebben om een mooie collectie samen te stellen’.
Hoe zie jij de positie van de maker in de toekomst?
‘Dat zie ik positief in, het makersschap gaat alleen maar groeien. De maatschappij rolt hopelijk ook de goede kant op en deze tijd van Corona helpt daar bij. We zien nu de consequenties van ver weg produceren en het belang van lokale productie. We leren nadenken over waar een product vandaan komt, hoe en wie het gemaakt heeft en dat het fijn is dat het een leven lang mee kan in plaats van dat je iets koopt dat volgend jaar weer weggegooid moet worden. Ik hoop voor de nieuwe generaties dat er een goede vorm komt om te leren, om vakkennis op te doen want het makersschap heeft gewoon bestaansrecht. De nog bestaande opleidingen voor vlechtwerk in Duitsland en Frankrijk, de Staatliche Berufsfachschule für Flechtwerkgestaltung in Lichenfels en Ecole de Vannerie in Fayl Billot, hebben nu de handen ineen geslagen. Deze scholen zijn al meer dan honderd jaar oud en ze zijn aan het onderzoeken hoe ze in Europa of zelfs wereldwijd samen kunnen werken om opleidingen en kennis te borgen. Ze hebben ook contact met mij opgenomen voor een docentschap’.
Wat kan Crafts Council Nederland voor jou doen?
‘Crafts Council maak ambacht zichtbaar door het organiseren van exposities, masterclasses en projecten. Zij heeft toegang tot plekken als de Dutch Design Week maar ook internationaal, dat is heel fijn want voor een maker alleen is het moeilijk om presentaties te realiseren. Crafts Council zorgt voor kleurrijke tentoonstellingen en een frisse mix van ambacht en design. Jammer genoeg hebben de Cultuurfondsen nog steeds geen idee wat er gaande is in de maakwereld. Omdat ik niet het juiste diploma heb van een kunstacademie, kan ik bijvoorbeeld als maker geen subsidie aanvragen in de ambachtenregeling die nu loopt. Crafts Council Nederland zou daar een rol in kunnen spelen’.
Hoe sta jij in deze tijd van Corona?
‘Door Corona zijn bij mij in twee dagen tijd alle opdrachten stil komen te liggen. Het zijn onzekere tijden en de economische crisis die er aan zit te komen zal het niet makkelijk maken. Maar het geeft ook tijd voor bezinning, een pas op de plaats en die rust doet mij heel goed. Het wordt meer en meer duidelijk dat ik mijn eigen werk als vormgever voorrang wil geven en dat ik daar tijd voor moet vrijmaken. Als makers zijn we gewend om met onzekerheden om te gaan, het heeft geen zin om in negativiteit te blijven hangen’.
Meer zien van Esmé? Bekijk haar website en Instagram.
Meer Meet the Maker? Klik hier.