Fries Houtsnijden

Fries houtsnijwerk is het versieren van houten gebruiksvoorwerpen met de kerfsneetechniek. Typerend zijn de geometrische motieven, zoals rozetten, sterren toverknopen en vlechtfiguren.
De term ‘Fries’, waar dit snijwerk de naam aan te danken heeft, slaat niet alleen terug op Friesland. Friese schippers speelden een grote rol in de verspreiding van de techniek, maar het snijwerk kwam voor in het hele noorden van Nederland en het gebied rondom de voormalige Zuiderzee. Het Friese Houtsnijwerk kent een lange traditie en wordt vooral van vader op zoon overgedragen. De oudste, nog bestaande voorwerpen, met Fries houtsnijwerk komen uit de zeventiende eeuw. Vroeger werd het houtsnijwerk vooraal door boeren, vissers en schippers gemaakt in de wintermaanden, wanneer er buiten weinig werk was.

De houtsnijder tekent de patronen op het hout, soms maakt hij gebruik van carbonpapier, zodat er geen vlekken op het hout worden achtergelaten. Meestal wordt er lindehout gebruikt voor houtsnijden. Dit soort hout is namelijk zacht en blank met weinig noesten. De snijders van Fries houtsnijwerk gebruiken een beiteltje en verschillende kleine, scherpe mesjes, zoals een snijmes, een steekmes en een rozenmes. Met het beiteltje worden kerfjes van een paar millimeters in het hout gemaakt, met de mesjes worden patronen uitgesneden. Vandaar de naam ‘kerfsnede’.

Er zijn voorwerpen met dit snijwerk in de collecties opgenomen van het Rijksmuseum, in het Fries Museum en in het Zuiderzeemuseum.



Hout