Een interview met meesterkeramist Babs Haenen

Leg het keramische werk van Babs Haenen (69) naast het gros van het alledaagse keramiek neer en je weet dat je iets bijzonders in handen hebt. Het werk van gerenommeerd keramist Babs Haenen is indrukwekkend, kleurrijk en lijkt ieder moment uit haar eigen statische vorm te bewegen.
tekst Lorraine Dunkley

Hoe zou je je werk het beste omschrijven?
‘In 1979 studeerde ik samen met Geert Lap, Barbara Nanning en Paulus van Leeuwen af aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam. Mijn werk werd in die tijd als wild ervaren. Garth Clark van online magazine CFile had destijds een galerie in New York. Wij ontmoeten hem op de Gerrit Rietveld Academie, waar hij een lezing gaf. Wat resulteerde in het exposeren van mijn werk van 1986 tot 2005 in New York. Garth Clark schreef een artikel over mijn werk in de catalogus ‘Babs Haenen tien jaar werk’, die in 1991 plaatsvond in het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden, getiteld ‘The Interior Dances’. Hierin schreef hij “The inside is trying to become the outside”, en dat gaat nog altijd op voor mijn Turbulent Vessels.’

Waar haal je je inspiratie vandaan?
‘Een van mijn grote inspiratiebronnen is de schilderkunst uit de 16e en 17e eeuw. De wijze waarop men de kleding schildert en de rijkdom aan kleuren. Vervolgens onderzoek ik hoe ik dit in het porselein voor elkaar kan krijgen. Dit betekent dat ik voor elk werk weer nieuwe kleuren maak. Ook haal ik veel inspiratie uit landschappelijke motieven.’

Hoe ziet het maakproces eruit?
‘Mijn werk is opgebouwd uit verschillende gekleurde lappen porselein. Deze rol ik over elkaar heen. Ik scheur, snijd en voeg toe. Hierdoor ontstaan bepaalde tekeningen. Na het stoken worden de werken gepolijst en vervolgens geglazuurd met een semi-transparant glazuur. Het werk wordt meerdere keren gebakken, waardoor ik de kleur kan veranderen en intensiveren.’

Hoe ga je in je werk de hoogte en de breedte in?
‘Ik gebruik lappen porselein. Voor de ‘Piece de Milieu’ en de ‘Scholars’ Rock’ bouw ik kleinere stukken op elkaar. Ik zie grote verwantschap tussen mijn werk en architectuur. Gebouwen worden altijd opgebouwd en bestaan uit verschillende elementen. In mijn werk gebeurt dit ook. Ik heb een hele serie mallen waar ik zelf een constructie van bouw, die als uitgangspunt dienen. De bewegende gebouwen van Frank Gehry, die tijdens zijn Academie-periode ooit potten maakte, bewonder ik.’

Bouw je dan de vazen op een mal?
‘Als ik een vaas opbouw, wordt het eerste gedeelte rondom een mal gemaakt. Dit gedeelte laat ik een nacht opstijven en haal het de volgende dag van de mal, waarna het verder met kleine lappen porselein wordt opgebouwd tot de gewenste hoogte.’

En waar kies je je kleuren en patronen op uit?
‘In het begin, na de Academie, kon ik bijvoorbeeld de print op kleding van een bezoekers als uitganspunt nemen. Die tekende ik na. Textiele patronen waren in die tijd een inspiratie. Lijnen, strepen en vlakken werden in de platen porselein aangebracht. Vervolgens bestudeerde ik de schilderkunst. De vervagende lijnen van een Rothko-schilderij bijvoorbeeld, hoe kan ik die vertalen?’

Met je werk ontvang je veel lof vanuit Amerika, waarom vallen sommige van je werken goed in de smaak in Amerika ten opzichte van Nederland?
‘De gekleurde platen porselein worden gevouwen en geplooid en golvend en hoekig verwerkt. Veel vorm, patroon en kleur. In Nederland vroeg men in het begin van mijn carrière: “wat heeft de vorm met de tekening te maken?”. In Amerika was dit geen vraag.’

Wat bedoel je daarmee?
‘Ik was gisteren in de Bijenkorf en zag daar de nieuwe collectie van Dries van Noten. En dat is een en al kleur en patronen over elkaar. Ook de wijze waarop het was geëtaleerd met de kleding van verschillende ontwerpers over elkaar heen gedrapeerd.’

Wanneer besloot je dat de tijd rijp was om grotere stukken te maken?
‘Dat gebeurt vanzelf en wordt beïnvloed door wat je ziet. Amerika was ook in dit opzicht van invloed. Het maken van grote meer architectonische stukken heb ik altijd naast de potten gedaan. Het ging samen. Ik wilde tafelstukken maken. Op de Academie waren wij geïnteresseerd in hoe je de wand van een pot kunt vormgeven. Niet of een vaas geschikt was voor bloemen.’

Je bent docente geweest op de Gerrit Rietveld Academie. Wat heb je geprobeerd mee te geven aan je studenten?
‘Ik heb 19 jaar lang les gegeven op de Gerrit Rietveld Academie. Hierbij heb ik geprobeerd mijn studenten te laten ontdekken en ze uit laten vogelen hoe zij zich in het materiaal klei wilden uitdrukken. Ik heb altijd tegen mijn studenten gezegd: je moet ook werk maken waar niemand op zit te wachten.’

Wat is het volgende grote project?
‘Volgend jaar word ik 70. Een grote solo-expositie in New York zou natuurlijk geweldig zijn!’

Met haar werk dat op de tentoonstelling HOW&WOW wordt geëxposeerd, blijft Haenen wederom trouw aan haar gekleurde, grandioze en grenzeloze universum.

www.babshaenen.nl

SaveSave

SaveSave

SaveSave

SaveSave

SaveSave

SaveSave