Marmeren

De kunst van het papier marmeren ontstond ongeveer 2000 jaar geleden in China. Oorspronkelijk was het een geheime techniek. Het werd populair in de 12e eeuw in Japan, waar het suminagashi (“drijvende inkt”) werd genoemd. In de 16e eeuw verspreidde de techniek zich in India en Perzië, waar het kaghaz-i abri (“zonloos papier”) werd genoemd.

In Turkije kwam een soortgelijke techniek tot ontwikkeling, die ebru werd genoemd en waarvan het resultaat sterk lijkt op het huidige gemarmerd papier. In het Europa van de 17e en 18e eeuw waren Oosterse kunstvoorwerpen en decoratietechnieken in de mode, waardoor ook gemarmerd papier populair werd. Gemarmerd papier wordt nog steeds gebruikt door boekbinders of voor het maken van dessins. Marmeren kan op verschillende dragers zoals textiel en leer.

Het marmeren wordt gedaan in een ondiepe bak met gomwater. Gomwater bestaat uit een basis van kitre, tragacanth en chondrus crispus (carragheen of Iers mos) of methylcellulose met zacht (of gedestilleerd) water. Het gomwater moet voor gebruik geheel glad zijn, zonder luchtbellen, en op kamertemperatuur. Het gomwater op basis van carragheen/kitre is ongeveer 4 à 5 dagen houdbaar, maar wel als het gomwater gekoeld wordt bewaard.

Als verf kan sterk verdunde olieverf gebruikt worden, maar ook gouache (plakkaatverf) verdund met water, afhankelijk van de drager. Door toevoeging van ossengal blijft de verdunde verf op het gomwater drijven en zal zich niet mengen met de andere kleuren. De verf kan op het gomwater worden aangebracht met behulp van kwasten, pipetten, strobosjes, enz. Met behulp van pinnen, kammen en waaiers (in verschillende maten en vormen) kan de verf in verschillende lijnen en figuren worden getrokken. Het moeilijkste van het marmeren van papier is dat er steeds op gelet moet worden dat het gomwater niet te dik of te dun is. Bij te dik gomwater zal de verf niet of minder goed spreiden; bij te dun gomwater zal de verf te snel verspreiden, waardoor het maken van patronen niet meer lukt.

Daarnaast moet de verf door toevoeging van water, verf/pigmenten en ossengal in balans worden gebracht om de juiste spreidingsgrootte te verkrijgen.
Pas als het patroon op het gomwater naar wens is, wordt het papier er diagonaal op gelegd. Het papier moet bij voorkeur zuurvrij, maximaal 90 gram/m2 en eventueel met aluin behandeld zijn voor een betere en blijvende opname van het patroon. Luchtbellen onder het papier moeten voorkomen worden door het papier rustig en gelijkmatig op het gomwateroppervlak te leggen. Het papier wordt daarna aan twee punten opgepakt en met water afgespoeld. Het papier wordt vervolgens minimaal 24 uur te drogen gehangen of gelegd, Daarna wordt het onder een drukpers gelegd om het papier glad te maken. Soms wordt het papier een tweede keer gemarmerd.