Diamant slijpen

De hoofdstad van Nederland, Amsterdam, heeft een reputatie als één van de grootste diamantensteden in Europa. De geschiedenis van de diamanten uit Amsterdam is rijk en wordt voornamelijk gedomineerd door de Joodse bevolking. Met name het bedrijf van de familie Asscher behaalt naam en faam. Vooral wanneer de Britse koning Edward VII in 1908 de Asschers opdracht geeft de grootste diamant in de wereld, de Cullinan, te slijpen. De steen siert vanaf dan de scepter van de Engelse koning (in).

Ruwe geschiedenis
Diamanten ontstaan op 140 tot 190 kilometer onder de grond, doordat koolstof door de druk van de bovenliggende aardlagen wordt samengeperst. Door het verschuiven van de verschillende aardlagen door de eeuwen heen en door vulkanische activiteit komen de stenen langzaam naar de oppervlakte, waardoor ze gedolven kunnen worden

Diamant wordt 3000 tot 6000 jaar geleden voor het eerst gevonden in India, waar de stenen voor het oprapen liggen in de rivierbeddingen. Tot in de 18e eeuw is India het enige land waar de steen gewonnen wordt. Omstreeks de zesde eeuw voor Christus verspreidt de edelsteen zich in Europa. In het British Museum in Londen herinnert een oudgrieks bronzen beeld met onbewerkte diamanten aan deze tijd. Het woord diamant stamt dan ook af van het Oud-Griekse ‘adamas’, wat ‘onverslaanbaar’ betekent. Diamant is immers het hardste natuurlijke materiaal dat er is, maar daarnaast een van de oudste objecten die we in handen kunnen hebben, met een leeftijd variërend van 50 miljoen tot soms wel 2.5 miljard jaar oud.
Onder andere door de komst van Joden uit Portugal rond 1600 kwam Amsterdam in contact met diamanten. Het werd het diamantcentrum van Europa. Deze Joden hadden al ervaring in de handel van diamanten en bewerkte deze thuis, wat werd gezien als een vaststaand onderdeel van de handel.


Bron: Diamantslijper in 1936 (foto: Gahetna.nl)

Tot ongeveer 1820 werden diamanten over het algemeen thuis bewerkt. De taken werden in deze tijd sterk opgesplitst. Er waren mensen die alleen maar sneden, kloofden, enzovoorts. In ruil voor dit werk kregen ze dan een stukloon. De klovers zorgden voor het splitsen van de ruwe diamant, met zo weinig mogelijk verlies van materiaal. De snijders sneden de uitstekende stukken eraf en maakten de grondvorm klaar. De slijper was vervolgens verantwoordelijk voor het slijpen van de facetten. Vanaf 1822 werden er machines ontworpen die het slijpen automatiseerde met onder andere paardenkracht. Deze ontwikkeling verhoogde de capaciteit enorm en er kon meer worden geproduceerd. In 1840 werd er vervolgens stoomkracht ingezet om nog meer te kunnen produceren. Door al deze ontwikkelingen werd de Diamantslijperij-Maatschappij opgericht in Amsterdam die tot 1873 een monopolie bezat. Na de Tweede Wereld Oorlog is de diamantindustrie nooit meer zo belangrijk geweest als daarvoor.

Kloven, zagen en snijden

Een ruwe diamant kan nog niet als sieraad dienen. De diamant krijgt pas na verschillende bewerkingen zijn eigen vorm en schittering. Eerst worden alle onzuiverheden eruit verwijderd. Dat gebeurt door het onzuivere deel eraf te slaan (kloven) of door het eraf te zagen. Bij het kloven splijt er een stukje van de steen af. Voor het zagen van diamant wordt een bronzen schijf gebruikt waarvan de rand bedekt is met een laagje diamantpoeder. Deze maakt 5.000 tot wel 10.000 omwentelingen per minuut. Zo ontstaat de grondvorm. Deze is rond, ovaal, peervormig, langwerpig of vierkant.


Bron: Holland

Slijpen

Na het snijden volgt de laatste bewerking: het slijpen. Het slijpen gebeurt met behulp van een draaischijf, waarop diamantpoeder wordt gestrooid. Aan de diamant worden kleine vlakjes geslepen. Deze noemt men facetten. De vlakjes moeten zeer precies bij elkaar aansluiten. Dit is weer van groot belang omdat de slijper hiermee bepaalt of de diamant zijn volmaakte schittering zal krijgen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat een diamant bij het slijpen zo min mogelijk gewicht verliest, want de grootte van de diamant bepaalt mede hoe kostbaar hij is. De waarde van diamanten wordt namelijk bepaald aan de hand van de vier C’s: Cut (de manier waarop de steen geslepen is), Carat (het gewicht van de steen), Clarity (de helderheid van de steen) en Colour (de kleur van de steen). De vormen waarin diamanten geslepen worden hebben allemaal een naam. De oudste vormen zijn puntsteen, rozenslijpsel en spiegelsteen. Tegenwoordig zijn er veel meer vormen zoals briljant, ovaal, princess, marquise, peer, emerald en hart.



Diamantslijpen